Vlindar publiceert in tijdschrift Roofs over veilig gebruik valankers

Vlindar heeft een artikel gepubliceerd in Roofs – tijdschrift voor de dakenbranche -maart 2016

Hoe toon je aan dat valankers veilig kunnen worden gebruikt?

Dat er geen CE-markering gegeven kan worden voor valankers typen A, C en D, zorgt voor veel onzekerheid bij bedrijven die deze systemen verhandelen of installeren én bij de uiteindelijke gebruikers. Er zijn extra controlemaatregelen nodig om te borgen dat de geïnstalleerde systemen aan de wettelijke eisen voldoen. Elko Petten, safety engineer bij ingenieursadviesbureau Vlindar en lid van de NEN-commissie, zet uiteen wat getoetst zou moeten worden om zekerheid over de werking van de systemen te krijgen.

Er is veel te doen over de huidige juridische status van ankerpunten en systemen die gebruikt worden als valbeveiliging. Zie hiervoor het artikel ‘Geen CE voor valankers typen A, C en D’ in Roofs januari 2016. Doordat systemen die vallen onder typen A, C en D geen Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM) zijn, kunnen deze producten niet als PBM gecertificeerd worden. Dat komt vooral doordat deze producten gemonteerd worden aan een constructie, waardoor het functioneren ook afhangt van de kwaliteit van de ondergrond, wijze van bevestigen, etc. De constructie kan een gebouw zijn, maar ook een antenne of machine. Daardoor is het niet eenvoudig om te bepalen onder welke wetgeving dergelijk systemen dan wél vallen. Het ontknopen van deze juridische spaghetti zal nog wel enkele jaren gaan duren. Tot die tijd is dus extra waakzaamheid geboden.

Duidelijkheid door controle

Waar de koper van producten normaal gesproken kan vertrouwen op het CE-keurmerk, is dat bij valankers dus niet het geval. Omdat er geen CE-plicht is voor de gemonteerde systemen, is de toepassing van de norm voor de fabrikant ‘vrijwillig’. Dat wil zeggen dat de fabrikant ervoor kan kiezen om bepaalde testen wel of niet uit te voeren. De verantwoordelijkheid voor de goede werking van het product ligt dan – gek genoeg – bij de koper. Wij merken dat deze dan ook steeds vaker kwaliteitseisen stelt en inzicht wil in testresultaten van de fabrikant.

In de praktijk komen we regelmatig tegen dat de fabrikant verklaart getest te hebben conform de EN 795, maar bij controle van de daadwerkelijke testrapporten blijkt dat één of meerdere relevante tests niet zijn uitgevoerd. Ook bij fabrikanten is vaak niet duidelijk waaraan voldaan moet worden om de producten te laten voldoen aan de wetgeving.

Om hier duidelijkheid over te creëren, zijn controles nodig op vier onderdelen:

  1.       Zijn de producten (onderdelen) geschikt?
  2.       Is de samenstelling (inclusief constructie) geschikt?
  3.       Is de installatie juist uitgevoerd?
  4.       Verkeert het geheel in goede staat (conditie)?

In dit artikel beperken we ons tot valbeveiligingssystemen die aan een gebouw worden gemonteerd en de controlestappen die voor fabrikanten vooral relevant zijn, onderdeel 1 en 2.

Controle 1: zijn de producten en onderdelen geschikt?

De noodzaak voor deze controle geldt niet alleen voor fabrikanten, maar ook voor importeurs en distributeurs, die immers goede en veilige producten aan hun klanten willen bieden. Daarnaast wordt een samensteller, bijvoorbeeld dakdekker of installateur, die componenten tot één systeem samenstelt, ook gezien als fabrikant van het systeem.

De EN795:2012 gebruiken we als basis om de producten en onderdelen te beoordelen. Ondanks dat de EN795:2012 voor de typen A, C en D niet is geharmoniseerd, is deze norm wel de stand der techniek en zijn de testmethoden algemeen geaccepteerd als goede testmethoden voor gebruik door één persoon.

In deze controlefase moet minimaal op de volgende aspecten gecontroleerd worden:

1a. Zijn alle testclausules van de EN 795:2012 uitgevoerd? 
1b. Komen de opgegeven prestaties (sterkte, valhoogte, reactiekrachten) overeen met de testuitslagen?
1c. Zijn de uitgevoerde testen representatief voor het beoogd gebruik?
1d. Heeft de fabrikant de juiste kwaliteitsborging op de productie?

Om te controleren of alle relevante testen zijn uitgevoerd, is het noodzakelijk om het testrapport door te nemen. Hiermee is meteen de controle op de opgegeven prestaties mogelijk. Daarbij wordt gecontroleerd of de reactiekrachten in het systeem en de valhoogteberekeningen overeenkomen met de praktijktesten. Deze rekenwaarden zijn later (2b) ook weer nodig voor de constructeur. Met de stappen 1a, 1b en 1c is dan duidelijk of het producttype geschikt is. Stap 1d dient om te borgen dat de controle op het productieproces voldoet aan de wettelijke vereisten (Art. 11 van de 89/686 en Annex V van de CPR).

[mp_image id=”2546″ size=”full” link_type=”custom_url” link=”#” target=”false” caption=”false” align=”left”]

Controle 2: is de samenstelling en constructie geschikt?

Dat het product zelf de krachten kan weerstaan, zegt nog niet of het aan het dak of de gevel blijft zitten. Het is daarnaast ook noodzakelijk om te controleren of er voldoende valhoogte beschikbaar is voor de gebruiker. De lengte van de leeflijn, het uitvouwen van de schokdemper, de rek in het harnas en het vervormen van de ankers of systemen (deflectie) zijn hierop van invloed.

2a. Zijn de krachten op de gebruiker beperkt tot 6 kN?
2b. Kunnen de bevestigingsmiddelen de reactiekrachten aan?
2c. Kan de constructie de reactiekrachten aan?
2d. Wordt de gebruiker op tijd tot stilstand gebracht (valhoogte)?

Aan stap 2a wordt meestal voldaan door voor te schrijven dat een EN 355 geteste schokdemper gebruikt moet worden. De vrije valhoogte is hierbij ook van belang. Om de controle op de bevestigingen te doen (2b) kan de fabrikant relevante testresultaten of prestatieverklaringen van de bevestigingsmiddelen aanleveren, of kan een constructieberekening conform de Eurocodes worden opgesteld. Ditzelfde geldt voor de controle van de constructie (2c). Bedenk daarbij wel dat de Eurocodeberekeningen bedoeld zijn voor statische berekeningen, niet voor schokbelastingen. Extra aandacht is dan ook nodig voor de wijze van belasten en de partiële veiligheidsfactoren.

De valhoogteberekening gebeurt aan de hand van de gegevens van de fabrikant. Aandachtspunt is hier dat het niet altijd eenvoudig is om de worst-case scenario te vinden. Het kan geen kwaad om voor verschillende valscenario’s deze controle uit te voeren.

Verplichtingen van de marktpartijen

Het blijft noodzaak ieder project zorgvuldig te doorlopen. Er kunnen nog altijd andere factoren zijn die de prestaties van het systeem beïnvloeden. Denk bijvoorbeeld aan scherpe randen. Wanneer een gebruiker over een rand valt zal de lijn met grote kracht over de (dak)rand snijden. Dit is in zo’n situatie dan dus een extra controlepunt, waar ook andere normen op van toepassing zijn.

Ook moet bij de installatie zorgvuldig gewerkt worden (controleonderdeel 3). Een goed ontworpen, maar slecht geïnstalleerd systeem is alsnog onveilig. Vaak genoeg komen we chemisch verlijmde ankers tegen waarbij het boorgat niet goed is schoon geblazen. Het boorgruis is dan keurig aan het anker verlijmd en het anker komt bij een val met gebruiker en al naar beneden.

De bovengenoemde controlestappen zijn een handreiking om de veiligheid te waarborgen en om aan de verplichtingen als marktpartij te voldoen. Transparantie over de gebruikte testen en de uitslagen zijn dus noodzakelijke voorwaarden om de werking van de veiligheidsproducten te borgen. Niet alleen voor de fabrikant, maar voor de hele keten én voor de uiteindelijke gebruiker.

 
Lees ook de andere artikelen die Vlindar over dit onderwerp heeft geschreven:

Is valbeveiliging veilig en voldoet het aan de norm?

Geen CE-keurmerk op valbeveiliging! Hoe borg je dan wél de veiligheid?

Lees ook: